"Eigenlijk is er sinds de begindagen van het internet niet eens zoveel veranderd", vertelt technologie-expert Robert van der Meulen van LeaseWeb. "We gebruiken dezelfde technieken, maar er is alleen inmiddels veel geautomatiseerd. In plaats van analoog met elkaar contact zoeken, werken we nu veel efficiënter."
Op 29 oktober 1969 werd de eerste ARPANET-verbinding opgezet. Enkele seconden later was er 's werelds eerste netwerkcrash. Deze vrijdag blikken we even terug én kijken we vooruit naar de komende jaren - want er staat veel te gebeuren.
Voordeel ten opzichte Sovjet-Unie
Onderzoeksinstituut ARPA (Advanced Research Projects Agency) werd in 1958 in het leven geroepen uit angst dat de Russen de Amerikanen aan het voorbijstreven waren toen zij Spoetnik in een baan om de aarde brachten.
Een van de problemen waar de wereld toen nog meer dan tegenwoordig mee worstelde was dat het wiel steeds opnieuw werd uitgevonden door verschillende wetenschappers die aan soortgelijke onderzoeksprojecten werkten.
We stonden hier uitgebreider bij stil in het oudere artikel Hoe de Koude Oorlog internet opleverde.
Het uitwisselen van informatie was simpelweg te inefficiënt en de eerste stappen richting digitalisering moesten daar verandering in brengen. Onderzoeksinstituten en academische centra hadden namelijk gigantische machines staan die onderzoeksgegevens bevatten en in staat waren om data te verwerken.
De truc zou zijn om die machines te verbinden, zodat iedereen snel kon zien waar ze mee bezig waren om lessen van elkaar te kunnen leren. Zo'n voorgesteld computernetwerk zou de VS een competitief voordeel geven ten opzichte van de Sovjet-Unie. In 1966 begon ARPA met het ontwikkelen van dat netwerk dat drie jaar later zijn eerste stappen zette.
Meerdere technologieën komen samen
Dat plan bestond uit meerdere technologieën die simultaan werden ontwikkeld. Ten eerste was er het militaire project SAGE, dat uitging van een radarnetwerk dat een atoomoorlog kon overleven. Dat netwerk van 100 stations werd actief in 1963. Wellicht ken je het centrale radarsysteem dat de Amerikaanse luchtmacht beheerde in een bunker onder Cheyenne Mountain uit films als WarGames of Dr. Strangelove - of talloze arcadegames uit de jaren 80.
Ah, een excuus om deze scène uit de kast te trekken. Spoilerwaarschuwing voor mensen die meer dan drie decennia achterlopen en WarGames nog niet hebben gezien:
Uit dat deel van de ontstaansgeschiedenis van het hedendaagse internet is het verhaal geboren dat internet ontwikkeld is om een nucleaire aanval te weerstaan, wat niet helemaal juist is. ARPA had van Eisenhower het mandaat te geven om gekke futuristische ideeën te ontwikkelen waar een militaire toepassing uit zou vloeien; niet andersom.
Hierna: Pakketschakeling en een datanet van knooppunten.
Het tweede element was pakketschakeling. Dit idee op zich was al een hybride van een aantal ideeën, te weten een methode van MIT om berichten op te delen in blokken, een concept van RAND-wetenschapper Paul Baran om informatie te routeren via een netwerk van knooppunten en een soortgelijk idee van de Britse onderzoeker Donald Davies, de eerste persoon die zelfs het woord 'packet' gebruikte voor de beoogde informatieblokjes.
Geboorte ARPANET
Als laatste ingrediënt was er het plan van ARPA om deze verschillende technische concepten te combineren om een academisch/militair netwerk op te zetten. De organisatie had daarmee in de eerste plaats efficiëntere informatie-uitwisseling op het oog om een voordeel te behalen in de ruimtewedloop. Dat netwerk zou gebruikmaken van de academische computers en die op nationaal niveau aan elkaar re koppelen.
Wat anders was dan soortgelijke netwerkprojecten is dat ARPANET af wilde van een centrale architectuur en de bijbehorende Single Point of Failure. Vanuit SAGE kwam het idee om knooppunten te gebruiken, waardoor het netwerk als geheel zou blijven werken als er schakels zouden uitvallen. ARPA kwam uit bij het knooppuntenconcept van RAND's Paul Baran om het onderzoeksnetwerk op te baseren.
Lo, het internet
Na ongeveer drie jaar werk was het op 29 oktober 1969 eindelijk zo ver. Er waren vier knooppunten gepland in de rudimentaire eerste opzet waarvan op die dag alvast twee beschikbaar waren. De IMP - een soort oerrouter - op het befaamde Stanford Research Institute (SRI) en die op de universiteit UCLA stonden klaar om boodschappen naar elkaar te versturen via ARPANET.
Student Charley Kline had samen met zijn professor Leonard Kleinrock de eer om getuige te zijn van de allereerste verbinding. Het plan was om heel simpel het woord LOGIN te versturen van de universiteit van Californië naar het SRI. Ze hingen aan de telefoon met SRI's Bill Duvall om de transmissie te monitoren.
De L kwam door, de O ook, maar daarna gebeurde er niets meer. De drie waren getuige van 's werelds eerste netwerkcrash en de eerste internetboodschap is daarom officieel 'lo'. Van die simpele eerste schreden is internet in minder dan een halve eeuw uitgegroeid tot een gigantisch wereldwijd systeem dat de samenleving op een fundamentele manier heeft veranderd.
Naar TCP/IP
En dat is dan weer vooral te danken aan Robert Kahn en Vinton Cerf die een transportlaag ontwikkelden (TCP) en een netwerklaag (IP). Het internetprotocol gebruikte dezelfde ideeën als ARPANET, maar was open en toegankelijk, waardoor zelfs ARPANET in de eerste helft van de jaren 80 overstapte van zijn eigen transportprotocol naar TCP.
In 1986 ging ARPANET over op NSFnet, het open internet van de National Science Foundation. Internet was toen een puur academische onderneming: NSFnet zou pas in 1992 commercieel worden uitgebaat.
We hebben het al eens eerder gehad over wat Nederland betekende in de ontwikkeling van het hedendaagse internet in Nederlands cruciale rol bij de groei van internet.
In Amsterdam werd in '88 de eerste verbinding aan NSFnet naar het Europse vasteland gemaakt en dat trok de aandacht van CERN. Daar was een wetenschapper met de naam Tim Berners-Lee bezig met een methode om documenten eenvoudig te koppelen en uit te wisselen via dat nieuwe supernetwerk en zijn werk kreeg een impuls met de gebeurtenissen in Amsterdam.
Het vierde en allerlaatste seizoen van Halt and Catch Fire - de geeky serie waar de achtergrond van de privéperikelen van een aantal engineers eerder gevormd werd door respectievelijk de opkomst van de pc, de groei van BBS en het FUD-tijdperk van de eerste AV - ging over de periode dat NSFnet commercieel ging:
Op de laatste pagina: De killer-app die alles veranderde.
Berners-Lee's browser was de basis van het web, wat de meeste mensen herkennen als het daadwerkelijke internet, "maar eigenlijk was de browser de killer-app van TCP/IP", vertelde Junipers netwerkspecialist Nico Siebelink eerder dit jaar aan Computerworld in gesprek over de ontwikkeling van X.25 naar TCP/IP.
Internet voor iedereen
"Er waren een paar elementen waardoor IP uit dat geek-wereldje kwam. Dat het open ging was een eerste stap, maar de komst van de browser was een belangrijke ontwikkeling", aldus Siebelink. "De browser was gebouwd om makkelijk documenten uit te wisselen via TCP/IP. Dat maakte internet toegankelijk voor eigenlijk iedereen."
Het web was de meerwaarde van het netwerk der netwerken voor de meeste gebruikers. Via de opmaaktaal HTML kon iedereen een eigen homepage in het leven roepen en het web werd stevig gedemocratiseerd: iedereen kon informatie uitwisselen op de manier waar eerder vooral academici een toepassing zagen.
Netwerkexplosie
"Misschien is het een stukje Nederlandse traditie", oppert LeaseWebs Van der Meuelen. "We zijn van oudsher reizigers en ontdekkers; in de begintijd van het internet was het zeker een ontdekkingstocht. Bijvoorbeeld de cowboys van XS4All probeerden allemaal nieuwe dingen." Een ding dat de onderzoekers in de jaren 80 waarschijnlijk niet hadden voorzien is de enorme schaal waarop internet zou groeien.
En die groei is nauwelijks gedaald. Sterker nog, het smartphonetijdperk heeft een nieuw tijdperk ingeluid waardoor internet nu altijd en overal beschikbaar moet zijn, in plaats van op kantoor en thuis. Het sensortijdperk dat zich nu begint te ontvouwen - de komst van de IoT-apparaten - levert een nog gigantischere groei op: Gartner verwachtte in 2013 nog dat er in 2020 zo'n dertig miljard IP-adressen actief zijn, maar inmiddels gaat bijvoorbeeld netwerkbedrijf Cisco uit van 50 miljard.
Naar IPv6
We horen al vele, vele jaren dat IP-adressen nu echt een keer op beginnen te raken, maar met recyclen van oude batches en NAT zijn we veel verder gekomen dan de 4,3 miljard combinaties die eigenlijk mogelijk zouden moeten zijn. Ondanks dat is er met 50 miljard een stevige uitdaging en wordt het wellicht eindelijk eens tijd dat we serieuzer gaan kijken naar het overstappen op IPv6.
In Nederland staat de adoptie daarvan momenteel op 10,8 procent. Onze zuiderburen lopen wereldwijd ver voorop met 49,4 procent en de VS zit op 32,6. Dat zijn betere adoptiecijfers dan enkele jaren terug, toen we nog op enkele getallen zaten. Andere issues waar we mee nog een beetje mee in de maag zitten worden gevormd door legacy-technologieën als BGPv4 (de tabellen daarvan zijn te log voor sommige hardware) en DNS (dat helaas te eenvoudig te misbruiken is).
"Vertrouwen is ontzettend belangrijk en omdat er misbruik op grote schaal plaatsvindt, is het belangrijk dat we zekerder kunnen communiceren." Van der Meulen denkt dat vrij complexe elementen als DNSsec om domeinzoekers te beveiligen ook simpeler te gebruiken en inzetbaar worden voor netwerkbeheerders, zonder dat we eerst 20.000 boeken hoeven door te ploegen. "We gaan steeds meer toe naar commodity-software."
Reageer
Preview