
Facebook en Intel doen virtualisatie de das om
Misschien winnen zuinige, compacte Intel Xeon en Atom microservers het wel van virtuele machines in internet datacenters.
Misschien winnen zuinige, compacte Intel Xeon en Atom microservers het wel van virtuele machines in internet datacenters.

Facebook en Intel doen virtualisatie de das om
Misschien winnen zuinige, compacte Intel Xeon en Atom microservers het wel van virtuele machines in internet datacenters.
Virtualisatie blijft ook in 2011 een ‘hot topic’ en een van de bouwstenen van cloud-oplossingen. Maar virtualisatie lost niet alle problemen op waar datacenters mee kampen, waardoor bedrijven uitkijken naar alternatieve oplossingen.
Vorige week stelde Intel in San Francisco zijn alternatief voor virtualisatie voor. De chipmaker hield een verhaal waarin duidelijk werd dat in datacenters niet alleen krachtige multisocket machines nodig zijn, maar dat internetgebaseerde bedrijven eerder zitten te wachten op oplossingen die miljoenen, relatief kleine onafhankelijke taken kunnen afhandelen die te maken hebben met e-mail, webpagina’s, zoekopdrachten en social networking.
Om zulke oplossingen mogelijk te maken, werkt Intel aan een serie processors die terecht moeten komen in zogenaamde microservers, een concept dat het bedrijf al in 2009 introduceerde. Deze high-density servers zijn klein, energiezuinig en behelzen veel verschillende nodes binnen een enkel chassis, waarmee de dichtheid nog veel groter is dan bij standaard rack- of blade servers. Deze microservers maken gebruik van gedeelde energie- en koelsystemen, waardoor ze uiteindelijk minder hiervan nodig zullen hebben. Ze kunnen ook netwerkverbindingen en storage met elkaar delen.
Flexibel, goedkoop en schaalbaar
Leveranciers als Dell, Seamicro en Tyan ondersteunen de microserver architectuur van Intel. De nieuwe form factor blijkt erg populair bij grote internetbedrijven, cloudproviders en bedrijven die hun eigen cloudomgevingen bouwen. Naast dat kosten voor de stroomvoorziening omlaag kunnen, maken deze systemen het ook mogelijk dat applicaties over meerdere nodes kunnen functioneren. Als een server dan down gaat, kan de workload door een andere node worden overgenomen zonder dat de applicatie hieronder te lijden heeft.
Facebook is een van de bedrijven die in de technologie interesse heeft getoond. Het bedrijf is al begonnen met testen met Intel’s technologie in zijn gigantische datacenter. Intel ziet het sociale netwerk als een uitstekend voorbeeld van een omgeving waarin microserver technologie kan werken. Facebook maakt gebruik van talloze kortstondige dataverbindingen over het internet. Gio Coglitore, directeur van Facebook Labs, deelt deze mening en ziet microservers als alternatief voor virtualisatieoplossingen.
Coglitore zegt dat het sociale netwerk op zoek is naar alternatieven omdat virtuele machines in zijn grote omgeving niet het verwachte economisch voordeel opleveren en de kosten van het opvangen van hardwarefalen te hoog liggen. Bij tests van het bedrijf is gebleken dat met de relatief goedkope en zuinige microservers workloads makkelijker en eenvoudiger geschaald kunnen worden dan bij virtualisatie. “Wanneer we naar de operationele realiteit kijken, zouden we graag een server kunnen verliezen zonder dat dit invloed op de prestaties zal hebben”, aldus de directeur.
Wanneer je gaat virtualiseren, wordt iedere individuele fysieke server belangrijker waardoor het op grote schaal lastiger wordt een fysieke server te vervangen. Als een microserver faalt, is het veel goedkoper en gemakkelijker om deze met een andere microserver te verruilen dan om een nieuwe (kostbare) gevirtualiseerde server te installeren. Daarnaast zorgt de softwarelaag die nodig is voor virtualisatie voor lock-in situaties, zegt Coglitore.
Volgens Coglitore is virtualisatie een prima technologie, maar blijkt het op grote schaal niet optimaal te werken. “Als virtualisatie wel de juiste keuze was geweest, hadden we nu een gevirtualiseerde omgeving gehad.” De directeur vertelt dat Facebook waarschijnlijk eind 2011 of begin 2012 voor de massale deploy van microservers kiest.
Intel blijft voorzichtig
Toch zijn microservers geen one-size-fits-all oplossing, waarschuwt Boy Davis van Intel’s datacenter groep. “We zien microservers tot tien procent van de markt bezetten”, zegt hij. “Het gaat de wereld niet veroveren.”
Xeon-processors van Intel verbruiken op dit moment 30 tot 45 watt, maar gaan in 2012 naar een consumptie van 20 watt. Voor Atom geldt dat er tegen die tijd chips beschikbaar zijn die ongeveer 10 watt verbruiken, zegt Davis. In het tweede kwartaal van dit jaar introduceert Intel het Micro Server Evaluation Lab waarin ontwikkelaars software op microservers kunnen testen. Deze systemen draaien op Xeon of Atom-processors.
Reageer
Preview